want ik kòm tenslotte uit een gebouw
er was de grote zaal, een hoge rechthoekige ruimte. aan de lange kant openslaande deuren met ramen erboven, geen muur, alleen licht. de deuren gaven toegang tot de parkeerplaats, glooiend naar de straatkant, met een heg en bomen. de zaal had in het midden een dansvloer van parket omzoomd door een ruwhouten vloer, een buffet aan de korte kant, het toneel er tegenover. het toneel lag een ruime meter hoger dan de zaal, zware donkerbruine gordijnen kon je vanaf de zijkant open en dicht trekken met touwen. er hing ook een filmdoek, een dunne witte voor het beeld, een zwarte erachter tegen het licht. aan de overkant, boven het buffet was de filmcabine met grote projectoren. er zaten gaten in de muur, rechthoekige vlakjes voor de projectie. je kon er komen door een deur naast het buffet via een trap in het rommelhok. het toneel was met twee trapjes aan de zijkant te betreden, twee deuren aan weerszijden gaven toegang tot de smalle omgang achter het podium. hier was ook de kleedkamer, het rook er naar oeroude make-up en een ober maakte er afspraakjes met zijn minnares. op die rondgang stonden houten stoelen en vergeten requisieten opgeslagen en er was een deur naar buiten. het podium zelf had een houten vloer met een luik naar het souffleurshokje waar een schuine deksel op paste. de wanden waren dun als decors. na elke voorstelling was er iets veranderd: het behang, de ingang. op het toneel stond altijd een zwarte piano. de voorkant van het toneel had een goudkleurige boog. aan de onderkant, tussen de trapjes, waren twee onzichtbaar gemaakte deuren waardoor je in de kruipruimte kwam, daar waar ook het souffleurshokje in verdween. het was hier altijd donker, mijn vader ging er in met een zaklantaarn. in de grote zaal waren feesten, beurzen, bruiloften, bioscoop, modeshow, sinterklaas, bloedprikken rode kruis, dansles, toneelvoorstellingen, diners, bevolkingsinentingen, tentoonstelling van kachels, beurs met snoep, middag van de boerinnenbond, recepties, radio-opnamen, boerenbruiloften voor toeristen. de lange wand tegenover de buitendeuren had drie grote deuren, de deur in het midden ging naar de kleine zaal, een zaal met lambrisering en een parketvloer in visgraat en een buffet. de rechterdeur ging naar de sooszaal, parket, barretje in de hoek en een biljarttafel. deze twee zalen waren onderling verbonden met een schuifdeur en beide zalen hadden een deur naar een gang er achter. de kleine zaal had ook een deur naar de grote gang. vergaderingen, kaartavonden, feesten, koud buffet, kegelconcoursen werden in deze twee zalen gehouden. in de sooszaal was een deur naar de kegelzaal, rode kokosmatten, een grote ovalen tafel met groen beklede stoelen er omheen. lambrisering waarboven het helemaal volhing met vitrinekasten van hout met de namen en de bekers van de kegelclubs. een kleine deur naar de kolenkelder, een deur naar een kleine gang en glazen schuifdeuren naar de oudste kegelbaan met twee banen. door de gang kwam je in de nieuwe en nieuwste kegelbaan met twee en drie banen, hier was zitten niet gescheiden van spelen. op de gang kwamen deuren van de kleine zaal en de sooszaal uit, er waren wc's en een deur naar buiten die uitkwam op een tegelpad langs het gebouw en gescheiden van de tuin door een muurtje. achterin de kegelbanen waren kleine deuren waardoor je van de ene in de andere kon komen en in de nieuwste kegelbaan was een nooduitgang naar buiten. achterin de middelste kegelbaan was nog een deur waardoor je in twee kleine opeenvolgende hokjes kwam, verwarmingsketels en opzetmachines. een ervan gebruikte mijn broer als oefenruimte met zijn band, er stond een drumstel en geluidsapparatuur. door de twee hokjes kwam je in de garage, een ruimte over de volle breedte van de drie kegelbanen. hier de gebruikelijke troep en de auto. de garagedeuren kwamen uit op een pad in de tuin. de tuin was een groot grasveld met rododendron en een beuk. het pad liep rondom het grasveld in een rechthoek, er omheen een strook bomen en struiken behalve daar waar het muurtje stond. voor de kegelbaan was forsythia en ribes aangeplant, hiertussen had ik mijn eigen tuintje met een maiskolf, gekregen van de tuinman. een eik moest worden omgehakt, jasmijn, veel soorten struiken waarvan ik de naam niet weet, wel de geur, gouden regen, seringen. de tuin lag aan de zijkant van het gebouw en voor de kegelbanen die uitstaken, links van de grote ingang. boven de grote ingang stond in groene neonletters sociëteit, in de o zat vaak een nestje. je kwam door tochtdeuren binnen in de grote gang, links de slijterij met een etalage, dan de garderobe en wc's. rechts een deur naar de keuken en een loket dat nooit gebruikt werd omdat mijn vader de ruimte erachter als kantoortje gebruikte. de gang maakte een hoek naar rechts en je keek dan naar de ingang van de grote zaal. aan de linkerkant op het eind had de gang een kleine uitbouw met deuren naar de kleine zaal en het buffet. rechts was nog de telefooncel en in de telefooncel een deur naar het kantoortje van mijn vader. naast de telefooncel een deur naar een gang, als je hier binnen ging was er eerst een hal met deuren naar de grote zaal, het buffet, de kleine keuken met een trapje van twee treden ervoor, naar de kelder, rechtdoor een gang naar de voordeur en rechts de deur naar de grote keuken. de vloer was van graniet met kokosmatten er op, in de keuken ook. de keuken had een lang aanrecht voor het raam, vroeger stond er een lichtblauwe waterpomp met een zwengel in de hoek, gasfornuizen, kolenkachel, een kast en een deur naar de grote gang. bij de voordeur was een hele diepe kast die rook naar schoensmeer. de kelder had een stenen trap naar beneden, bogen van baksteen. eerst een wat grotere ruimte links van de trap en dan een kleinere wijnkelder met gemetselde vakken. door de kleine keuken kwam je in het woonhuis. de keuken werd niet gebruikt, het had een geel granieten aanrecht, een raam en een deur naar een gangetje. in de gang de wc, rechtsaf de voordeur en rechtdoor de woonkamer. deze kamer was niet groot, het had ramen op de hoek en nog een klein raam op de langste wand, een ingebouwde kast, naast de schoorsteen lage, houten vaste kasten. tegenover de langste buitenmuur een vreemde inham lager dan de kamer met verlichting in het plafond. de voordeur kwam uit op een stoepje met links en rechts vijf treden naar beneden, een blauwgrijs gietijzeren hekje er op. voor het gebouw liep het zandpad uit de tuin door naar de parkeerplaats evenals de strook bomen en struiken. voor de grote ingang werd het onderbroken door een betegeld pad. een betegelde stoep liep langs het hele gebouw behalve voor de kegelbanen en de achterkant, daar was een schutting en bebouwing van de straat er achter. binnen bij de voordeur was de trap naar boven, een trap met een bocht die bijna op het midden van de overloop uitkwam. rechts de slaapkamer van mijn ouders en mijn kamer, links de kamer van mijn broer, de douche en de deur naar de zolder. de douche was door mijn moeder grasgroen geverfd, de verf wilde niet goed dekken dus besloot ze voor een patroon van wilde vegen. de zolder was een lange smalle gang met aan beide kanten een ruimte met een schuin dak volgepakt met van alles en nog wat, de gang ook overigens. als je doorliep kwam je in een hal met ingebouwde kasten, de deur naar het platte dak en een slaapkamer. dit gedeelte was er later bijgebouwd maar werd nooit in gebruik genomen om het lawaai van beneden, het was ook zolder, alles lag vol. het platte dak was groot en had verschillende niveaus. behalve op de grote zaal, het woonhuis met zolder en de sooszaal zat het op het hele gebouw. op het dak, boven de sooszaal zat nog een zolder, met een puntdak en een deur. dit is de enige ruimte waar ik nooit ben geweest.